Tagarchief: Zelfportret met tulband

Het mirakel (1) ⋆ Gelijkenis

Het mirakelLang geleden, in 2000, schreef ik voor het Nijmeegse vakgroepsblad Letterlik een stuk over Het mirakel. Episodes van troost en liederlijkheid uit het leven van de heer Tiennoppen. Het artikel heette Het mooiste kleintje. Over ‘Het mirakel van Harry Mulisch’. Ik kan het nu niet terugvinden, maar herinner me vagelijk welke onderwerpen ik aansneed. Op deze website ga ik dat artikel dunnetjes overdoen. Niet omdat dat artikel zo goed was (al herinner ik me dat het lang niet slecht was), maar vooral omdat Het mirakel de aandacht verdient, zoals ik hoop aan te tonen met deze en de volgende notities.

Hoewel alle verhalen uit de bundel om dezelfde persoon draaien, namelijk de heer Tiennoppen, kun je eigenlijk niet spreken van een hoofdpersoon. De enige overeenkomsten tussen de protagonisten van de verschillende verhalen zijn de naam Tiennoppen en hun gezinssituatie. Als Mulisch voor ieder verhaal een andere naam had bedacht, dan zou dat niet wezenlijk hebben uitgemaakt, behalve de humor die schuilt in de afwisseling van rollen die Tiennoppen te spelen krijgt (die van pyromaan, brave huisvader, filosoferende moordenaar, Goethe, …).

Lees verder

Het ontstaan van De kamer

De kamer is Harry Mulisch’ eerste gepubliceerde verhaal. Het verscheen in 1947 in Elseviers weekblad en het verschijnen werd door Mulisch zelf als beslissend ervaren. Het feit dat er een werk van hem gedrukt was maakte grote indruk:

Toen ik de krant opensloeg en het zag staan, wist ik: – dit is het. Alles wat er verder in die krant stond, werd overstraald door het licht dat ik toen zag, en ook alles in alle andere kranten en boeken waar ook ter wereld, te land, ter zee of in de lucht, – ik keek naar mijn naam als naar de opkomende, zij het voorshands verkeerd gespelde zon, die sterren en planeten deed verbleken.

Omslag van De kamer

De boekuitgave van De kamer uit 1997

Aldus beschreef hij het op kenmerkende wijze in Mijn getijdenboek, waar een kopie van het verhaal zoals het verscheen in de krant staat afgedrukt (met auteursnaam H.K.V. Mulivsch). Tot een nieuwe publicatie kwam het voorlopig niet; het ontbrak in De verhalen 1947-1977. In 1984 verscheen wel een roofdruk, maar officieel werd het pas gepubliceerd als bijlage bij de cassette De romans (1997).

Mulisch schreef over het ontstaan van De kamer in Zelfportret met tulband. In het ‘Ve vandaag (1946)’ beschrijft hij hoe hij zijn geïnterneerde vader (K.V.K. genoemd) gaat bezoeken. Hij heeft geen geld en gaat liftend door sneeuw en vrieskou naar het kamp in Wezep.

Lees verder

‘Dat zijt gij’. De filosofie van masker en niets van Harry Mulisch

Dit is een poging om de essentie van mijn doctoraalscriptie van ruim 200 pagina’s terug te brengen tot één essay over de filosofie van masker en niets van Harry Mulisch. De leesbaarheid komt door dit twijfelachtige streven zonder enige twijfel ernstig in het gedrang, maar vanwege voldoende positieve reacties neem ik het stuk hier toch op. Wat erin staat klopt trouwens grotendeels.

Het stuk mag beschouwd worden als een hommage aan E.G.H.J. Kuipers.

Lees verder