De tijd zelf, het eerst gepubliceerde werk uit Harry Mulisch’ nalatenschap, bevat een aantal elementen waarover meer te zeggen is. Er is natuurlijk in de eerste plaats de titel: enigszins merkwaardig, – ik heb altijd het gevoel gehad dat deze drie woorden een zelfcitaat zijn, al is dat natuurlijk onbewijsbaar. Mathijsen en Heumakers hebben in elk geval geen documenten gepubliceerd die daarop duiden.
Heumakers citeert overigens in zijn essay in de uitgave van De tijd zelf de uit Grondslagen van de mythologie van het schrijverschap:
[…] het schrijven wordt gerelateerd aan de Orpheus-mythe, die hetzelfde zou laten zien, namelijk
het wonderbaarlijke en onmogelijke, de overwinning op de dood, op de tijd zelf dus, zoals die ook met het geschrevene plaatsvindt.
Mijn titelverklaring van De tijd zelf is uitgebreider dan deze verwijzing, maar daarover in een andere notitie meer.
Hier volstaat het te constateren dat De tijd zelf waarschijnlijk gaat over het schrijven. Niet voor niets probeert hoofdpersoon Melchior Post al schrijvend zich te herinneren, uit welke droom hij wakker werd in de ochtend dat hij zijn televisiedebat over het heden miste. (Dit uitgangspunt ligt overigens naar mijn smaak iets te dicht bij dat van de novelle Tussen sterven en begraven.)