Tagarchief: Paniek der onschuld

Het mirakel (3) ⋆ Schaduwgesprek

Goethe (In Het mirakel wordt Tiennoppen naar hem gemodelleerd in het verhaal Schaduwgesprek)

J.W. von Goethe. In Het mirakel wordt Tiennoppen naar hem gemodelleerd in het verhaal Schaduwgesprek.

Schaduwgesprek is mijn favoriete verhaal uit de bundel Het mirakel. Episodes van troost en liederlijkheid uit het leven van de heer Tiennoppen. Zoals ik eerder schreef, is het hoofdpersonage Tiennoppen geen consistent karakter, maar speelt hij in vrijwel alle verhalen een volkomen andere rol. In Schaduwgesprek blijkt hij samen te vallen met de figuur van Goethe, zoals deze beschreven wordt in Eckermanns Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens.

Het perspectief ligt in dit verhaal niet bij de heer Tiennoppen zelf, maar bij een bewonderende ik-verteller, die een verslag schrijft van een ontmoeting met de goddelijke, de geestesvorst, de heer Tiennoppen.Ter bevestiging van mijn opvatting van de heer Tiennoppen als een niet- of zelfs anti-karakter, het volgende citaat uit Schaduwgesprek: Steeds weer was hij dezelfde en steeds weer een ander. Dit zijn natuurlijk de woorden van de “Eckermann” over de Goethe-Tiennoppen, maar ik ben toch zo vrij ze als een aanwijzing op te vatten. Bij wijze van verantwoording staat aan het einde van het verhaal:

(Meer gevangen dan vrij naar een op woensdag 18 april 1827 te Weimar gevoerd gesprek.)

De verwijzing naar Eckermann, die zijn gesprekken keurig dateerde, is kortom niet te missen.
Lees verder

Het mirakel (2) ⋆ Zang

Rome brandt, Nero zingt (Zang, Het mirakel, Harry Mulisch)

Rome brandt, Nero zingt

Het verhaal Zang, uit de bundel Het mirakel. Episodes van troost en liederlijkheid uit het leven van de heer Tiennoppen (1955), is typisch voor de bundel als geheel. Zoals ik eerder schreef in Het mirakel (1) ⋆ Gelijkenis, is deze verhalenbundel te beschouwen als een verzameling proefboringen naar thema’s en obsessies die steeds in Mulisch’ oeuvre terugkomen.

De hoofdpersoon, de heer Tiennoppen, krijgt in deze vertelling het masker op van de Romeinse keizer Nero.

Lees verder

Het ontstaan van De kamer

De kamer is Harry Mulisch’ eerste gepubliceerde verhaal. Het verscheen in 1947 in Elseviers weekblad en het verschijnen werd door Mulisch zelf als beslissend ervaren. Het feit dat er een werk van hem gedrukt was maakte grote indruk:

Toen ik de krant opensloeg en het zag staan, wist ik: – dit is het. Alles wat er verder in die krant stond, werd overstraald door het licht dat ik toen zag, en ook alles in alle andere kranten en boeken waar ook ter wereld, te land, ter zee of in de lucht, – ik keek naar mijn naam als naar de opkomende, zij het voorshands verkeerd gespelde zon, die sterren en planeten deed verbleken.

Omslag van De kamer

De boekuitgave van De kamer uit 1997

Aldus beschreef hij het op kenmerkende wijze in Mijn getijdenboek, waar een kopie van het verhaal zoals het verscheen in de krant staat afgedrukt (met auteursnaam H.K.V. Mulivsch). Tot een nieuwe publicatie kwam het voorlopig niet; het ontbrak in De verhalen 1947-1977. In 1984 verscheen wel een roofdruk, maar officieel werd het pas gepubliceerd als bijlage bij de cassette De romans (1997).

Mulisch schreef over het ontstaan van De kamer in Zelfportret met tulband. In het ‘Ve vandaag (1946)’ beschrijft hij hoe hij zijn geïnterneerde vader (K.V.K. genoemd) gaat bezoeken. Hij heeft geen geld en gaat liftend door sneeuw en vrieskou naar het kamp in Wezep.

Lees verder

‘Dat zijt gij’. De filosofie van masker en niets van Harry Mulisch

Dit is een poging om de essentie van mijn doctoraalscriptie van ruim 200 pagina’s terug te brengen tot één essay over de filosofie van masker en niets van Harry Mulisch. De leesbaarheid komt door dit twijfelachtige streven zonder enige twijfel ernstig in het gedrang, maar vanwege voldoende positieve reacties neem ik het stuk hier toch op. Wat erin staat klopt trouwens grotendeels.

Het stuk mag beschouwd worden als een hommage aan E.G.H.J. Kuipers.

Lees verder