Het Hooglied in Het stenen bruidsbed (bijgewerkt)

In haar serie hoorcolleges over het oeuvre van Harry Mulisch komt Marita Mathijsen te spreken over Het stenen bruidsbed en over Mulisch’ vriendschap met Hein Donner. Mulisch las Donner dagelijks voor wat hij die dag geschreven had.

Jongen, jij wordt de risee van de Nederlandse literatuur, had Donner hem voorspeld. Maar hij gaf hem ook goede adviezen, want Mulisch had in Het stenen bruidsbed ook wat verwijzingen naar de bijbel verwerkt. Behalve die homerische zangen had hij ook bijbelse zangen in de trant van het Hooglied daarin verwerkt, en die heeft hij op advies van Donner eruit gelaten. Je moet niet en de klassieken en de bijbel erin willen gooien, zei hij. En later heeft hij die passages die hij eruit gegooid heeft nog gebruikt in De ontdekking van de hemel.

Mulisch. Een hoorcollege over het oeuvre van Harry Mulisch, cd 2, hoofdstuk 6.

Toen ik dit hoorde, had ik het gevoel dat het niet klopte. Ik meende me te herinneren dat Donner zelf had geschreven dat het omgekeerd was: Mulisch had zelf de bijbelse passages geschrapt, terwijl Donner ze juist goed vond. De suggestie dat Mulisch de geschrapte passages aan het op Donner gebaseerde personage Onno heeft toebedeeld in De ontdekking van de hemel komt van Peter Henk Steenhuis. Maar zojuist las ik in Mathijsens interviewbundel Het voorbestemde toeval dat Mulisch zelf aan Mathijsen verteld heeft, dat het precies zo gegaan is: Donner adviseerde Mulisch tijdens het schrijven van Het stenen bruidsbed dat deze verwijzingen naar het Hooglied niet in de roman thuis hoorden.

Toen ik Het stenen bruidsbed schreef, woonde hij [Donner] hier. Ik las hem iedere avond voor wat ik geschreven had en hij vond het allemaal even verschrikkelijk. Jongen, jij wordt de risee van de Nederlandse literatuur, zei hij. Toch gaf hij ook goede adviezen. Er komen in dat boek homerische zangen voor, en ik wilde ook zangen invoegen in de trant van het Hooglied. Toen ik hem die voorlas, zei hij dat ik het bij het Griekse moest laten en niet ook nog dat bijbelse element erbij moest halen. Daar had hij gelijk in. Later heb ik die verworpen passage gebruikt in De ontdekking van de hemel, als Onno z’n huwelijksfeest geeft en in termen van het Hooglied zijn vrouw bezingt. Dat is die tekst die van hem niet in Het stenen bruidsbed mocht.

Het voorbestemde toeval, p. 97.

J.H. Donner

Maar ik wist het zeker: het was andersom. En dus heb ik Donners Mulisch, naar ik veronderstel erbij gepakt en het nagekeken.

Ik merkte, dat hij meer knutselde dan betoogde. Hij dacht kennelijk meer in in toonaard en beeldrijm, dan aan de lijn van het verhaal. Hij legde zich zuiver om de vorm absurde beperkingen op. De beeldspraak van het boek moest Grieks zijn, had hij bedacht, en een hooglied op de schoonheid van de vrouw in termen van de wereldstad, moest er daarom uit. Ik vond het nu juist een van de betere stukken, maar het paste niet, vond hij, want Salomo’s meer arcadische hooglied was oud-testamentisch en niet Grieks.

Mulisch, naar ik veronderstel, p. 182.

Twee versies van hetzelfde gebeuren, wie heeft er gelijk? Ik opteer voor de versie-Donner. Ten eerste omdat Mulisch, naar ik veronderstel uit is en het interview pas in 2002 door Mathijsen is afgenomen. Maar ironisch genoeg komt een sterk argument uit hetzelfde interview:

Hij [Donner] had een fabuleus geheugen. We zijn een keer samen naar Lou de Palingboer gegaan, die zei dat hij God was. Een half jaar later wou ik dat gebruiken in Voer voor psychologen. Ik heb een heel slecht geheugen, dus ik vroeg aan Hein hoe dat nou precies gegaan was. Hij wist alles nog woordelijk.

Het voorbestemde toeval, p. 96-97.

Laten we het dus maar op Donners versie houden.

[bol_product_links block_id=”bol_54d36a18c0b66_selected-products” products=”9200000011366320,1001004010939123,1001004001571067″ name=”notitie” sub_id=”hoogliedstenenbruidsbed” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”CC3300″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FFFFFF” border_color=”D2D2D2″ cols=”3″ width=”580″ show_bol_logo=”undefined” show_price=”1″ show_rating=”1″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]

Toevoeging

Ik herlees op dit moment Nol Gregoor in gesprek met Harry Mulisch (), dat de uitgeschreven tekst bevat van de gesprekken die in 1964 met Mulisch voerde. Daarin vindt men het volgende citaat over Het stenen bruidsbed:

Ik had bijvoorbeeld, herinner ik mij… in dat boek nu toevallig wou ik niet alleen parallellen maken met de Ilias, maar ook met het Hooglied. In die zin, dat ik de vrouw zou beschrijven in termen van de stad. Wat dus wel weer met de Ilias te maken heeft, maar dan ook in de vorm van het Hooglied. Waar ik dus niet zou zeggen: Uw ogen zijn als de Libanon, of zoals dat in het Hooglied gaat, maar het zou vergelijken met de dingen in de stad, met de tram: Uw ogen zijn als de tram, bij wijze van spreken. En daar had ik een heel fraai stuk, moet ik zeggen, al van geschreven; en toen zag ik eenvoudig, dat het wat te veel van het goeie werd, en te ingewikkeld. En dat ik er dus ineens een heel andere cultuurkring in ging halen, namelijk een oud joods iets, – en dat met het griekse, en dat met de Tweede Wereldoorlog, – dat werd een rommeltje op die manier. Dus dat heb ik er uitgesmeten.

Bronnen

  • J.H. Donner, Mulisch, naar ik veronderstel, Amsterdam 1971
  • Marita Mathijsen, Het voorbestemde toeval, Amsterdam 2002
  • Marita Mathijsen, Mulisch. Een hoorcollege over het oeuvre van Harry Mulisch (cd of download bij Home Academy), 2012
Het Hooglied in Het stenen bruidsbed
Het Hooglied in Het stenen bruidsbed
Over geschrapte passages in de stijl van van Hooglied uit Het stenen bruidsbed, later gebruikt in De ontdekking van de hemel. Waarom werden ze geschrapt?