Gratie voor de doden is een markant werk uit het schaduwoeuvre van Harry Mulisch. Het is het eerste project waarin hij zich bezighield met een oorlogsmisdadiger en hoewel het niet voltooid is, heeft het geleid tot, althans bijgedragen aan werken als Het stenen bruidsbed, De zaak 40/61 en De toekomst van gisteren. Mulisch is in 1947 begonnen aan een eerste versie van de roman en naar aanleiding van de gratieverlening aan de oorlogsmisdadiger Willy Lages heeft hij er in 1952 ook aan geschreven. In dat jaar kreeg het project de titel Gratie voor de doden.
Ook Marita Mathijsen meldt in haar hoorcollege over Harry Mulisch dat Gratie voor de doden zich in de nalatenschap bevindt, maar deze informatie is helaas weinig concreet:
Wat wij verder aankwamen [sic] was veel over dat zogenaamde schaduwoeuvre of tegenoeuvre van Mulisch: niet afgemaakte werken die wel op de een of andere manier te maken hebben met zijn gepubliceerde oeuvre. We hebben het al vaak genoeg over De ontdekking van Moskou gehad, maar er is ook nog de Gratie voor de doden, de Memoires van een krankzinnige [bedoeld wordt Memoires van een waanzinnige], Troonpretendenten zonder troon, – we kwamen er steeds aantekeningen of aanzetten van tegen, soms bijna halve manuscripten.
E.G.H.J. Kuipers meldt (in het artikel Ongepubliceerde werken van Harry Mulisch, Literatuur 4-6 (1987), p. 319) dat in het manuscript ook de wortels liggen van het project over de droomstad Gran, dat besproken werd in De toekomst van gisteren en uitmondde in de gedichtenreeks Opus Gran. De droomstad heeft ook te maken met Quintens architectonische droom van de Burcht in De ontdekking van de hemel. Volgens Kuipers dateert het fragment over Gran dat hij aantrof in de manuscripten van Gratie voor de doden uit 1950.