De elementen is misschien wel mijn favoriete roman van Harry Mulisch. Ik las het boek vrij laat, – ik geloof in 1995, want dat jaar kreeg ik Vijf fabels cadeau.
Een titelverklaring van De elementen lijkt eenvoudig, want wie het boek leest, kan het niet ontgaan dat de hoofdstukken Aarde
, Water
, Lucht
, Vuur
en Quintessens
heten. Het verhaal is opgebouwd aan de hand van de vijf elementen, dat wil zeggen: de bekende vier plus het vijfde dat volgens Aristoteles nodig was om het onveranderlijke bovenmaanse te verklaren.
Er is echter meer. De verhaallijn, de bijzondere vertelvorm (in de tweede persoon) en de vijf elementen hangen samen op een manier die inzicht schept in de manier waarop De elementen tot stand is gekomen. Kortom, de herkomst van de titel van deze roman verklaren is eenvoudig genoeg; het is echter interessant om te bekijken wat de titel op zijn beurt verklaart.
Samenvatting van De elementen
In De elementen wordt de lezer in de tweede persoon aangesproken door de schrijver, of vertelinstantie. De schrijver vraagt de lezer zich in te denken dat hij op vakantie is op Kreta. Vervolgens overweegt hij beroepen voor en beschrijft hij het gezin van de hoofdpersoon, die Dick Bender gaat heten. De schrijver noemt het verhaal een experiment dat wij beiden met ons drieën ondernemen
. Het gezin ligt in het hoofdstuk ‘Aarde’ aan het strand, bezoekt de ruïnes van Knossos en wordt kortstondig uitgenodigd op het yacht van een superrijke zakenrelatie van Dick. In het hoofdstuk ‘Water’ gaat Dick duiken, terwijl vrouw en kinderen gaan picknicken in de bergen. Onder water vindt Dick een antiek beeld van een hermafrodiet, dat hij boven water probeert te brengen. Maar dan wordt hij opgeschept door een blusvliegtuig, en in het hoofdstuk ‘Lucht’ bevindt hij zich in de tank met bluswater en wordt het binnenland in gevlogen, waar hij – in het hoofdstuk ‘Vuur’ – op de vlammen wordt gegooid en sterft. Het hoofdstukje ‘Quintessens’ beslaat het stervensmoment van Dick, waarin de schrijver hem toespreekt en hem een mystiek inzicht deelachtig maakt.
Het is naar mijn smaak een meeslepend verhaal, waarin de jij-vorm verrassend goed werkt. Voor de lezer is dit in het begin even eigenaardig, maar die eigenaardigheid vergeet je het grootste deel van het boek, behalve misschien wanneer de schrijver tijdelijk in de ik-vorm spreekt.
De “actie” begint in het hoofdstuk ‘Water’ en we weten dat Mulisch dit deel van zijn verhaal uit een krantenbericht heeft: Het verhaaltje van De elementen heb ik gewoon uit de krant gehaald.
(Humo, ) In de film Magnolia komt trouwens ook een duiker voor die door een blusvliegtuig op een bosbrand is gegooid, zodat we aan mogen nemen dat regisseur Paul Thomas Anderson hetzelfde krantenbericht gelezen heeft. De IMDB-pagina van Magnolia vermeldt overigens: The story of the scuba diver being dropped from an airplane is a debunked urban legend.
Er wordt geen bron vermeld, maar debunked of niet, ik twijfel er niet aan dat dit ooit in een krant heeft gestaan.
[bol_product_links block_id=”bol_54d7682cc6f2e_selected-products” products=”666800228,666869695,1001004010215075″ name=”notitie” sub_id=”titelverklaringelementen” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”CC3300″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FFFFFF” border_color=”D2D2D2″ width=”580″ cols=”3″ show_bol_logo=”undefined” show_price=”1″ show_rating=”1″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]
De relatie tussen de schrijver Mulisch en zijn personages
Harry Mulisch is in vrijwel zijn hele oeuvre bezig geweest met zijn relatie met zijn personages. Deze relatie besprak hij regelmatig expliciet, niet alleen zijn essayistische werk, maar ook in zijn romans.
archibald strohalm
In zijn eerste roman archibald strohalm stelde Mulisch al de relatie tussen de schrijver en zijn hoofdpersoon aan de orde. De roman is geschreven in de derde persoon, maar aan het einde breekt de schrijver zelf in in zijn vertelling. (Terecht is hier regelmatig de vergelijking getrokken met de manier waarop Multatuli optrad aan het eind van Max Havelaar.)
[…] Ik kan niet meer, tot hiertoe heb ik het uitgehouden, maar geen regel verder. Hij verstaat nu niets meer, jullie nemen mijn taak over, – en nu, archibald, hef je rechterarm weer op, nu kan ik eindelijk! eindelijk! tegen je spreken.
Hier sta ik: de hoofdpersoon. Er is iets van mij gek geworden in jou. Iets dat in mij gek was geworden, heb ik in jou uitgekotst. […] Je hebt mijn kruis overgnomen, kleine verlosser van mij. Ik zal slagen, waar jij moest falen. […]
De schrijver spreekt hier zowel zijn personage (archibald
) als zijn lezers (jullie
) toe, en roept zichzelf uit tot hoofdpersoon. In het essay Voer voor psychologen becommentarieerde Mulisch zijn optreden in de roman als volgt:
[…] Hij [archibald] ruste in vrede, hij is onschuldig gestorven. Bewust gooide ik hem voor de wolven door hem de twee enige zaken te onthouden, die hem hadden kunnen redden: het ‘denkprincipe’, en de mogelijkheid om de roman Archibald Strohalm, of laat ons in zijn geval zeggen: Harry Mulisch te schrijven.
Het boek is ontstaan uit therapeutische noodzaak. […]
Mulisch zegt met zoveel woorden dat hijzelf gek aan het worden was en dat hij deze gekte weg moest schrijven in deze roman. In Voer voor psychologen stelt hij dan ook nadrukkelijk dat archibald strohalm geen filosofische roman is, dat wil zeggen: geen demonstratie van een filosofie. Hij noemt strohalm en zichzelf samen één schizofreen
(archibald strohalm, p. 290).
Daarmee is de bedoeling van het thematiseren van de relatie tussen de schrijver en de hoofdpersoon in deze roman duidelijk. De jonge Mulisch moest “iets” van zich afschrijven.
Chantage op het leven
De elementen is niet het enige boek dat Mulisch in de jij-vorm schreef. In het verhaal Chantage op het leven gebruikt Mulisch deze vorm voor het eerst. Hij spreekt daarmee niet zozeer de lezer aan, zoals in De elementen, maar de hoofdpersoon, de bejaarde kelner Van Andel. De schrijver is nu minder duidelijk te identificeren met Harry Mulisch, al schrijft hij aan het eind, wanneer Van Andel gestorven is: Ook jou heb ik nog met recht geofferd op het altaar van mijn behoud
(De verhalen 1947-1977, p. 92), – een referentie aan archibald strohalm.
De schrijver spreekt Van Andel aan in een droom en die woorden worden net als in archibald strohalm typografisch afgezonderd van de rest van de tekst. Afhankelijk van de uitgave die men leest zijn ze in hoofdletters of in cursief gedrukt. In De verhalen 1947-1977 is gekozen voor cursief, – een domme keuze, omdat de schrijver aan het eind van het verhaal refereert aan de oorspronkelijke typografie: wanneer Van Andel gestorven is, is het niet meer nodig om de woorden van de schrijver typografisch af te zonderen en dus schrijft deze: … Ook hoofdletters zijn niet meer nodig te onderscheiding.
(De verhalen 1947-1977, p. 92)
Foutje van de uitgever, dat misschien wel ontdekt is, maar dan te laat: de hele verzamelbundel zou opnieuw gezet hebben moeten worden.
Hoe dan ook, het is duidelijk dat Mulisch hier op dezelfde manier zichzelf als schrijver in de vertelling brengt als in archibald strohalm. Maar het verschil duidt hij als volgt aan:
De elementen
Tussen Chantage op het leven en De elementen verstreken ruim 35 jaar. Er zijn dan ook verschillen in het gebruik van de jij-vorm tussen de beide boeken.
Het valt op dat Mulisch in De elementen het perspectief een stuk strakker in de hand houdt. In Chantage op het leven zweeft de schrijver vrijelijk door en om het huis van de hospita en beschrijft de gebeurtenissen vanuit zijn perspectief. Er worden dus ook zaken beschreven die de oude Van Andel niet hoort of waarbij hij niet aanwezig is.
Je bent doof genoeg om het niet te horen. Iets in haar stem duidt er voor Johan op, dat ze het tegen haar man heeft en hij antwoordt niet, maar draait verder aan de knoppen [van de radio]; hij heeft zich voorgenomen iets van Hindemith te vinden.
In de telefooncel op de hoek is Johan de dokter gaan opbellen. De straat was gelukkig weer leeg, maar hij voelde hoe achter de ruiten over hem gesproken werd. De dokter was niet thuis, maar men zal hem sturen zodra hij komt. Gelijk met Reigersman komt Johan terug en hij laat hem je rollende hoofd zien, met een paar neutrale woorden vertellend wat er gebeurd is. Reigersman knikt en gaar naar zijn vrouw kijken. Met een kop koffie zit ze in een stoel. Ze is nu erg zwijgzaam.
Het paradoxale gevolg is dat deze alwetende verteller, doordat bij hem het perspectief ligt, niet zozeer boven de gebeurtenissen staat, maar als het ware een – zij het bijzonder – personage wordt. Die indruk wordt versterkt doordat de schrijver commentaar geeft op de personages en gebeurtenissen. Zijn beschrijvingen zijn minder “objectief” dan je zou verwachten van een traditionele alwetende verteller.
Geeft de schrijver in De elementen een mening, dan gebeurt dat explicieter, doordat hij de ik-vorm gebruikt. Verder ligt het perspectief geheel bij Dick Bender en krijgt de lezer, die Dick immers “is”, alleen informatie via Dick. De ideeën van de schrijver gaan organisch op in de vertelling en worden daarmee gedachten of invallen van de hoofdpersoon. Grotendeels is dat impliciet, maar in een enkel geval expliciet, zoals hier, wanneer het gezin een taverna in de bergen bezoekt:
[…] tot plotseling, aan de tand van een dorp, een eethuis verscheen met ruwhouten tafels en rechte stoelen en een uitzicht over zee van zo’n bovennatuurlijke schoonheid, dat je vergat uit de jeep te stappen.
Ik zal het je uitleggen. Dat bovennatuurlijke werd geboren doordat […]
Of tijdens een bezoek van Dick en zijn zoon Dick junior aan Knossos:
[…] Zou je op deze gedachte kunnen komen? Misschien wel. Veel weten doe je niet, maar je hebt ideeën en invallen, je hebt ten slotte ook die omgekeerde zuilen opgemerkt.
(Op dit punt is er een duidelijke overeenkomst tussen de verteller in De elementen en de vertellende engel in De ontdekking van de hemel. Daar schrijf ik later nog wel eens iets over.)
(Enige uitzondering is datgene wat de schrijver aan het eind van het boek mededeelt over de reconstructie achteraf van Dicks dood.)
De elementaire beweging
Ik ben er bijna.
In het essay Voer voor psychologen wijdt Mulisch een paragraaf aan een fenomeen dat hij de elementaire beweging
noemt. Deze beweging is een volgens Mulisch bestaande relatie tussen de verbeelding aan de ene kant, en de werkelijkheid aan de andere kant.
Dit alles wijst misschien op een principieel werken aan het probleem van de verhouding tussen verhaal en werkelijkheid, – of beter: tussen “verbeelding”, “droom”, “fantasie” etc. en werkelijkheid. De relaties hiertussen pleeg ik voor mijzelf de elementaire beweging te noemen. Ik ben overtuigd van een zeer reële wisselwerking, welks verloop en wetten belicht kunnen worden.
De slapenden zijn medeslepend en medewerkzaam aan wat in de werelden geschiedt, aldus Heraklitus. Ook mijn persoonlijke optreden in Strohalm heeft hiermee te maken, – ik herinner ook aan het “oneindigste verhaal” in het tweede hoofdstuk, – terwijl de novelle Chantage op het leven” er ook compositorisch geheel op berust (jij-vorm).
Dit raakt aan de magische kant van het schrijven: door middel van zijn geschreven werk kan de schrijver reële en rechtstreekse invloed uitoefenen op de werkelijkheid. Hoe we ons dit precies voor moeten stellen blijft onduidelijk, en later in zijn werk heeft Mulisch het meer over indirecte invloed: boeken beïnvloeden mensen, die de werkelijkheid weer beïnvloeden.
Titelverklaring van De elementen
De titelverklaring van De elementen kan na dit alles dus gekoppeld worden aan de ontstaanswijze van de roman:
- Mulisch leest in de krant het verhaal van een duiker die door een blusvliegtuig op een bosbrand is gegooid.
- Hij herkent de elementen in dit verhaal: water, lucht, vuur en aarde.
- Bij het woord
elementen
denkt hij vervolgens aan de elementaire beweging uit Chantage op het leven en Voer voor psychologen. - Hij besluit dan om wederom de jij-vorm te gebruiken.
- Zodat de titel van de roman vrij wel noodzakelijkerwijs De elementen moet zijn.
Niet dat ik dit kan bewijzen. Maar gezien de aanwezige informatie zou ik zeggen dat het op deze manier gegaan moet zijn.
Bronnen
- Harry Mulisch, archibald strohalm, Amsterdam
- Harry Mulisch, Voer voor psychologen, Amsterdam
- Harry Mulisch, De verhalen 1947-1977, Amsterdam
- Harry Mulisch, Vijf fabels, Amsterdam
